Steen #3

Steen #3

Peter Hofland

Jezus en het ware Koninkrijk 

In het evangelie Johannes hoofdstuk 6 lezen we hoe Jezus het brood vermenigvuldigt.

Dit wijst terug naar het Oude Testament, naar het verhaal waarin God voor Zijn volk zorgde door brood uit de hemel te geven in de woestijn.

Jezus laat hier al zien dat Hij en de Vader één zijn, dat zij dezelfde werken doen.

En opnieuw zien we dat Jezus als het ware Israël werd: Hij spiegelt en vervult het verhaal van Israël.

De geschiedenis van Israël herhaalt zich in Zijn leven en bediening. ( Hosea 11:1 Mat.2:15 Jes.49:3 )

Nadat Hij het brood heeft uitgedeeld, willen de mensen Hem meenemen en tot Koning maken.

Hierin herkennen we de mindset van de Joodse gemeenschap in die tijd.

Zij kenden de Schriften en de beloften van de komst van de Messias, en verwachtten dat Hij het koninkrijk zou herstellen.

Hun verwachting was echter een aardse, natuurlijke en fysieke verwachting: een politieke leider (koning) op de troon in Jeruzalem. 

En als je het Oude Testament met natuurlijke ogen leest, begrijp je ook hoe zij daarbij kwamen.

Maar dan komt het beslissende moment. Ze bieden Jezus aan om koning te worden in Jeruzalem, een aardse heerser.

En wat doet Hij?

Hij wijst het af. (Joh.6:15)

Hij weigert hun politieke en natuurlijke aanbod.

Waarom?

In het boek Samuel kunnen we al lezen dat een natuurlijke koning nooit Gods plan was voor Zijn volk. Hij was hun Koning, maar daar namen ze geen genoegen mee en ze wezen Hem af. (1 Sam.8:7)

Jezus kende dit verhaal en wilde ons terug brengen bij Gods oorspronkelijke plan.

Daarom is Hij niet gekomen om een tijdelijk, natuurlijk koninkrijk te vestigen.

Toen niet, nu niet en in de toekomst ook niet, maar om het bovennatuurlijke koninkrijk van God te openbaren.

Zoals Hij later tegen Pilatus zei: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” (Joh. 18:36).

En zoals Hij ook op een ander moment zei tegen de Joden: “Het Koninkrijk van God komt niet op waarneembare wijze. Men zal niet zeggen: Zie, hier is het, of: Zie, daar is het! Want zie, het Koninkrijk van God is midden onder u” (Luk. 17:20-21).

Dat wil zeggen: niet zichtbaar voor onze natuurlijke zintuigen. Het Koninkrijk van God is een geestelijke Realiteit, aanwezig in het hart van iedere gelovige.

Zoals Paulus schreef: “Het Koninkrijk van God bestaat niet uit eten en drinken, maar uit gerechtigheid, vrede en blijdschap IN de Heilige Geest” (Rom. 14:17).

En als we dit gaan begrijpen, zien we ook in dat wij totaal niet verplicht zijn om een natuurlijk koninkrijk of een politieke staat in het Midden-Oosten te ondersteunen, enkel en alleen omdat ze zich een bijbelse naam hebben toegeëigend en men zegt dat dit “Gods volk” zou zijn.

Het volk van God zijn de kinderen van God,

en de kinderen van God zijn zij die wedergeboren zijn.

Zij die wedergeboren zijn hebben zich bekeerd tot Jezus Christus en geloven in Hem tot vergeving van al hun zonden.

Zij zijn het heilige volk, de heilige natie, die God Zich tot erfdeel verworven heeft (1 Petr. 2:9).

Sommigen zeggen: Maar Jezus was een Jood en Hij is de Leeuw van Juda.
Ook al klopt dat helemaal, wat heeft dat te betekenen voor niet-gelovige ‘etnische’ Joden?
Wat voor voordeel geeft dat hun dan?
Wat voor voordeel hadden de Joden uit Jezus’ tijd die Hem afwezen?

Johannes de Doper verklaarde dat ze niet bij zichzelf konden zeggen dat ze vanwege hun afkomst zich niet hoefden te bekeren (Mat. 3:9).
Ook de apostel Johannes hamert hierop in de opening van zijn evangelie, dat de kinderen van God niet uit bloed (bloedlijn), niet uit de wil van het vlees of de wil van een man zijn —
dat wil drievoudig zeggen: niet op basis van afstamming, verlangen of voortplanting —
maar uit God geboren zijn (Joh. 1:13).

Dat Johannes dat niet van een vreemde had, blijkt wel uit hoofdstuk 3 van hetzelfde evangelie, waar Jezus een bijbelleraar het perspectief van de hemel geeft als Hij zegt:

“Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.
Wat uit vlees geboren is, is vlees (natuurlijke kenmerken zoals afstamming en etniciteit), en wat uit de Geest geboren is, is geest.” (Joh. 3:5–6)

Jezus was hier duidelijk over de hemelse, geestelijke realiteit van Zijn Koninkrijk en hoe je daar binnenkomt.
Dat etniciteit er niet toe doet in dat Koninkrijk, blijkt wel uit het volgende wat Jezus zegt:

“Verwonder u niet dat Ik tegen u gezegd heb: U moet opnieuw geboren worden.” (Joh. 3:7)

Jezus zei dit tegen een Jood — notabene een bijbelleraar, iemand die de Thora onderhield en onderwees!
Dit toont zonder twijfel aan dat we niet kunnen vertrouwen op onze (Joodse) afkomst of onze Bijbelkennis.

Al ken je de hele Bijbel uit je hoofd, dat is nog geen garantie dat je een zoon of dochter van God bent.
Je kunt jezelf niet het Koninkrijk in redeneren met al je verstand en kennis.
Je komt er niet in doordat je het sterk verlangt of ervoor kiest, en ook niet omdat je ouders die stap hebben gezet of van Joodse afkomst zijn.

En hoewel we dit misschien weten, waarom geloven we dan toch nog ergens dat afkomst er op een of andere manier nog toe doet?

Wat willen we dan zeggen met: “Jezus was Joods, het heil komt uit de Joden” (Joh. 4:22)?
Wat bedoelen we daarmee?
Is het een speciale deugd om Joods te zijn?
Lekker dan — dat is een deugd die ik nooit zal kunnen bereiken.

Waarom noemen we gelovigen uit alle andere volken christenen, en als een Jood gelooft in Jezus een messiasbelijdende Jood?
Wat is dat toch?
Enerzijds zeggen we: alle mensen zijn gelijk,
maar toch behandelen we die ene groep speciaal —
hoewel ze van nature zondaars zijn als alle andere mensen.

Waarom wordt van mij als “Messiasbelijdende Hollander” verwacht dat ik een stelletje zondaars in het Midden-Oosten steun in hun zonde, dat is hun ongeloof?

Paulus, zelf een Jood, zei het zo tegen de gelovigen in Korinte in zijn tijd:

“Zo kennen wij dan niemand meer naar het vlees; en al hebben wij Christus naar het vlees gekend, dan nu niet meer.” (2 Kor. 5:16)

Paulus keek voorbij iemands status, opleiding of afkomst.
Hij keek verder — hij keek naar het hart:
was iemand opnieuw geboren of niet?

Hij ging zelf nog een stap verder door te zeggen:
als iemand van jullie toevallig Jezus uit Nazareth heeft gezien en gehoord — kijk daar voorbij.

Ja, Hij had een baard,
maar maakt dat mensen met een baard speciaal?
Ja, Hij was een timmerman,
maar maakt dat timmer mensen speciaal? ( misschien een klein beetje ;-)
Ja, Hij kwam uit Nazareth,
maar maakt dat mensen uit Nazareth speciaal?
Ja, Hij was een Jood,
maar maakt dat mensen van Joodse afkomst speciaal?

Nee, zei Paulus —
Hij is speciaal omdat Hij de Zoon van God is!
Dat is Wie Hij geestelijk is.
Dat is wat er werkelijk toe doet!

Dat is waarom Paulus zei tegen de gelovigen in Filippi:

“Weet je, als het om afkomst gaat en natuurlijke kwaliteiten, dan sta ik vooraan in de rij en hoor ik bij de allerbesten.
Maar wat ik vroeger als winst beschouwde, heb ik als afval in de prullenbak gegooid, omdat ik erachter ben gekomen dat alles wat belangrijk is alleen in Jezus te vinden is en in het kennen van Hém.” (Fil. 3:4, 7–8)

Was Paulus nog Joods na zijn bekering? Zeker weten.
Je natuurlijke eigenschappen verlies je niet als je tot geloof komt.
Maar Paulus zag: het brengt mij geen enkel voordeel; het gaat om Jezus en om Jezus alleen.

Het enige voordeel dat sommige (orthodoxe) Joden hebben —
en onthoud dat de meeste seculier zijn —
is dat ze in de Thora, niet in de Talmud,
de schaduwen en profetieën kunnen vinden die wijzen naar Jezus.

Het voordeel zit niet in het bezit van een stuk land in het Midden-Oosten op basis van afkomst.
Het voordeel is voor die enkeling die, door de Schriften heen, gaat zien wie de Messias is.

Dus als je ze wilt zegenen — vertel ze over Jezus.

Ja, Jezus was Joods, en Hij was het heil dat uit de Joden voortkwam (Joh. 4:22).
Niet de Joden zelf, maar Hij is de zegen voor de wereld.
Hij is de vervulling van alles, en alles wijst naar Hem (Luk. 24:27; Kol. 1:17).

Tot de komst van Jezus was het Joodse volk geheiligd om — net als Maria — de Messias de wereld in te brengen.
Zij waren het voertuig waardoor God Zijn belofte zou vervullen: de komst van de Verlosser ( Jes. 9:5,6: Gal.3:8,).
Daarom waren de geslachtsregisters ook zo belangrijk in de Schriften.
De Messias zou immers van Joodse afkomst zijn, uit het geslacht van David (2 Sam. 7:12–13; Luk. 1:32).

Maar dan…

De Messias is gekomen en heeft Zijn werk volbracht (Joh. 19:30).
En nu zegt Paulus ineens dat we niet langer moeten kibbelen over geslachtsregisters — iets wat hij zelfs “nutteloos” noemt (Tit. 3:9; 1 Tim. 1:4).
Waarom?
Omdat het einddoel was gekomen, de Vervulling was gekomen!

En een aantal jaren later maakte Jezus Zelf er een definitief einde aan toen Hij in oordeel kwam over Jeruzalem en de tempel werd verwoest (Matt. 24:2; Luk. 21:20–24) —
de plaats waar alle geslachtsregisters werden bewaard.

Waarom?
Zodat we niet langer zouden vertrouwen op uiterlijke dingen, zoals Joodse afkomst of afstamming,
want — zoals Paulus schrijft —

“Niet hij is een Jood die het uiterlijk is, en niet dat is besnijdenis wat uiterlijk aan het vlees geschiedt,
maar hij is een Jood die het in het verborgene is, en de besnijdenis is die van het hart, door de Geest, niet naar de letter.” (Rom. 2:28–29)

Een ware Jood is iemand die zijn hart heeft laten besnijden voor God.
Zij zijn de ware besnijdenis, het ware volk van God (Fil. 3:3).

Het volk van God is IN Christus alleen en niet daarbuiten.


Reageer op deze post