(Vervolg — besnijdenis en land)
Interviewer:
Oké, ik begrijp je.
Dan vraag ik het nog een keer:
Hebben Joden een goddelijk recht op land in het Midden-Oosten op basis van bijbelse beloften?
Paulus:
Wel, wat heb ik gezegd over de besnijdenis?
Interviewer:
Besnijdenis? Daar heb ik het niet over — ik heb het over de landbelofte.
Paulus:
Dat weet ik — maar wat jij niet beseft, is dat de landbelofte gekoppeld is aan de besnijdenis (Gen. 17:7–14).
Toen God aan Abraham het land beloofde als eeuwige erfenis voor zijn nageslacht, gaf Hij hem ook de opdracht dit verbond te onderhouden — met de vleselijke besnijdenis als eeuwige inzetting.
Als je mijn brieven hebt gelezen, weet je dat ik hier een geestelijk inzicht over heb gekregen en schreef:
Niet híj is een Jood die zich laat besnijden in het vlees — dát is niet de besnijdenis waar het om gaat — maar de besnijdenis van het hart, dát is de ware besnijdenis (Rom. 2:28–29; Fil. 3:3).
Daarmee raakte ik het fundament van het oude verbond.
Later versterkte ik dat toen ik zei dat de besnijdenis van het vlees er totaal niet meer toe doet en dat ik het zelf als vuilnis heb weggegooid (Fil. 3:4–8).
Niet dat ik het ongedaan heb laten maken — maar ik hecht er totaal geen waarde meer aan.
Nu moet je begrijpen dat onze hele Joodse identiteit aan die ‘eeuwige’ inzetting van de besnijdenis hing.
Op basis daarvan hadden we het verbond en waren we het uitverkoren volk — en ook de landbeloften waren gekoppeld aan de besnijdenis (Gen. 17:10–14; Joz. 5:2–7).
Lees dat maar in het boek Jozua:
Jozua moest het hele volk besnijden vóór ze het beloofde land mochten binnengaan.
Geen besnijdenis betekende: geen deel aan het verbond — en daarmee geen deel aan het beloofde land.
Interviewer:
Pffff… ik dacht dat het punt dat je wilde maken over de besnijdenis was, dat we niet de wet van Mozes hoefden te onderhouden om recht te kunnen staan voor God.
Paulus:
Ja — dat was daar onderdeel van.
Maar je moet gaan inzien en begrijpen dat het één compleet systeem was — en daar vielen de landbeloften ook onder.
Dit zien we duidelijk in het boek Jozua — waar staat dat alle beloften met betrekking tot het land vervuld werden (Joz. 21:43–45).
Mozes en de profeten voorspelden dat er een nieuwe tijd zou aanbreken:
Na de verstrooiing vanwege ongehoorzaamheid zouden zij weer verzameld worden — en dan zou hun hart besneden worden (Deut. 30:1–6).
Dát is een directe heenwijzing naar het nieuwe verbond (Jer. 31:31–34; Ezech. 36:24–27).
En dat is precies wat er gebeurde op de eerste Pinksterdag — en vanaf dat moment verder — dat alle Joden die verstrooid waren, werden verzameld in het nieuwe verbond en daarin werden geplant (Hand. 2; Kol. 1:13; Rom. 11:17).
Samen met de heidenen zouden — en zullen — zij de hele aarde beërven (Rom. 4:13; Matt. 5:5).
Deze gebeurtenis die begon met de verkondiging van het evangelie op de 1e Pinksterdag werd door de profeet Jesaja al aangekondigd en staat ook wel bekend als de 2e exodus. ( Jes.11:11,12)
Dat is de openbaring die ik ontving.
Dat was vóór die tijd nog een verborgen mysterie — zowel voor de profeten als voor de schriftgeleerden — maar nu is het geopenbaard, en een kind kan het begrijpen (Ef. 3:3–6).
Abraham was beloofd dat door hem alle geslachten zouden worden gezegend (Gen. 12:3; Gal. 3:8).
Dat wil zeggen dat uit Abrahams lijn, volgens de belofte (Jakob) niet via het vlees (Ezau) — het Joodse volk — de Messias kwam.
Zij waren het voertuig — maar de Messias Zelf was, en is, de ware Zegen voor elk geslacht op aarde (Gal. 3:14–16).
Interviewer:
Dus de landbelofte is vervuld — en nu?
Paulus:
Inderdaad — die landbelofte was al lang vervuld in de tijd van Jozua (Joz. 21:43–45).
En daarna kregen ze de belofte dat ze opnieuw geplant zouden worden in het land waar hun hart besneden werd — dat is het Koninkrijk dat Christus kwam brengen (Mark. 1:15; Kol. 1:13).
Het land was een schaduw / typebeeld van het Koninkrijk (Kol. 2:17; Hebr. 8:5).
Dus als we nu de werkelijkheid hebben, is er geen logische reden om terug te gaan naar de schaduw.
Interviewer:
Ahhh… ik denk dat ik het beter begin te begrijpen.
Paulus:
Mooi — maar dat is best traag eigenlijk.
Dit hoort bij de fundamenten van het geloof (Hebr. 5:11 - 6:2).
Ook in mijn tijd werd ik geïntimideerd door gelovigen — voornamelijk van Joodse komaf — die het oude met het nieuwe wilden mengen (Gal. 2:11–14).
En ik moest mij constant tegen hen verdedigen — maar ik ging geen millimeter voor ze opzij.
Weet je, het had echt een stuk eenvoudiger voor mij geweest, en veel vervolging gescheeld, als ik had toegegeven aan de druk om de oude verbondscultus mee te nemen in het nieuwe verbond. (Gal.6:11-17)
De druk was constant — zelfs Petrus en andere apostelen gaven op een bepaald moment toe aan die druk — maar God gaf mij de kracht om er opnieuw tegenop te staan, want ik leef niet om mensen te behagen, maar om Hem te behagen (Gal. 1:10).
Zoals je kunt lezen in mijn brieven ben ik hier zeer scherp in — en zij wisten wat ik bedoelde.
Maar nu zou ik het iets uitgebreider uitleggen.
Ik zei namelijk dat als je de besnijdenis verkondigt, je losgesneden bent van Christus (Gal. 5:2–4).
Maar gelovigen van nu lijken niet te begrijpen dat de besnijdenis samenhangt met het zijn van Gods volk én met de landbeloften.
Vandaag de dag prediken mensen met een omweg nog steeds — zij het op indirecte wijze — de besnijdenis.
Maar door te verkondigen dat een groep mensen op basis van vleselijke afstamming en besnijdenis nog steeds Gods volk is, en recht heeft op een stuk land op grond van een belofte, verkondigen deze mensen opnieuw de besnijdenis —
en daarmee hebben ze zich losgemaakt van het evangelie van Christus (Gal. 5:2–4).
Want in Hem zijn alle beloften Ja en Amen (2 Kor. 1:20).
Het volk van God, de kinderen van God, zijn alleen in het Koninkrijk van Christus — en niet daarbuiten (Kol. 1:13; Ef. 2:12–19).
Het staat open voor iedereen — maar alleen daarbinnen.
Interviewer:
(kijkt ongemakkelijk naar de grond) Dus bedoel je dat je niet christen kunt zijn én kunt zeggen dat de Joden automatisch bij het volk van God horen?
Paulus:
Voor jullie zou dat zelfs nóg makkelijker te begrijpen moeten zijn dan voor de gelovigen in mijn tijd. In mijn tijd stond de tempel nog — dat was hét centrum van het oude verbond — en de offerceremonie ging gewoon door. Daardoor was er soms verwarring over wie het ware volk van God was, en namen veel Joodse gelovigen het oude verbond mee naar het nieuwe verbond, die zwakke grondbeginselen.
Maar nu? De tempel werd verwoest in het jaar 70 na Christus, exact veertig jaar — één generatie — na de dood en opstanding van Jezus Christus. Daarmee kwam er een onomkeerbaar en definitief einde aan het oude verbond, en bleef alleen het onwankelbare Koninkrijk van het nieuwe verbond over (Hebr. 8:13; Hebr. 12:28).
Het zou voor jullie appeltje-eitje moeten zijn om dit te begrijpen, maar helaas moet ik de waarschuwing die ik de christenen in Filippi gaf opnieuw geven:
Pas op voor de honden (de Joden van het oude verbond, de synagoge van satan), pas op voor de slechte arbeiders (Zionisten die zeggen christenen te zijn), pas op voor de versnijdenis (zij die het nieuwe verbond vermengen met het oude verbond).
Want wíj — de christenen — zijn de besnijdenis (en daarmee het enige volk van God), wij die God in de Geest dienen, in Christus Jezus roemen en niet op het vlees vertrouwen (Fil. 3:2–3).
Reageer op deze post